stringtanga
  • string
  • In twee verschillende betekenissen een leenwoord uit het Engels:
  • In de betekenis van ‘gegevenstype dat uit een reeks tekens bestaat’ voor het eerst aangetroffen in 1980 [1]
  • In de betekenis van ‘minuscuul broekje dat van achter slechts uit een koordje bestaat’ voor het eerst aangetroffen in 1983 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord string strings
verkleinwoord stringetje stringetjes

de stringv / m

  1. (informatica) reeks tekens (tevens in sommige programmeertalen een datatype)
  2. (natuurkunde) basaal "deeltje" in de stringtheorie
  3. (kleding) tanga die van achter slechts uit een koordje ('string') bestaat, stringtanga
  4. streng ??
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
string strings

string

  1. lint
  2. touw
  3. snaar
  4. snoer
  5. (informatica) string [1]
  6. (natuurkunde) string [2]
  7. (kleding) string [3]
  8. (bouwkunde) lijst [4]
  9. (muziek) snaarinsturment
  10. bijeengedreven groep paarden
  11. (spel) (bij biljarten) afstootlijn
  12. (spel) (bij biljarten) voorstoot
  13. (spel) (bij biljarten) scorebord
  14. (informeel) cannabis of marihuana
  15. (informeel) kletskoek, kletsverhaal, onzinverhaal
vervoeging
onbepaalde wijs to  string 
he/she/it  strings 
verleden tijd  strung 
voltooid
deelwoord
 strung 
onvoltooid
deelwoord
 stringing 
gebiedende wijs  string 

string

  1. onovergankelijk (gezamenlijk) een rij vormen, in/op een rij liggen
  2. onovergankelijk (van lijm e.d.) een draderig karakter krijgen
  3. overgankelijk een rij doen vormen
  4. (textiel), overgankelijk aaneenrijgen
  5. overgankelijk vastbinden
  6. overgankelijk spannen [1]
  7. overgankelijk besnaren, snaren aanbrengen in, van snaren voorzien
  8. overgankelijk afritsen
  9. overgankelijk, (informeel) opknopen