basaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·saal
Woordherkomst en -opbouw
- van Engels basal bn , in de betekenis van ‘aan de basis’ voor het eerst aangetroffen in 1933 [1] [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | basaal | basaler | basaalst |
verbogen | basale | basalere | basaalste |
partitief | basaals | basalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
basaal
- fundamenteel
- Dit is zeker basale kennis.
- (medisch) aan of bij de basis liggend
- Basale cellen zijn de diepstgelegen cellen van de opperhuid.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. fundamenteel
2. aan de basis liggend
Gangbaarheid
- Het woord basaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "basaal" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ basaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "basaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be