Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • post·ze·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postzegel postzegels
verkleinwoord postzegeltje postzegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de postzegelm

  1. betalingsmiddel voor het verzenden van post
    • Welke postzegel moet er op deze brief? 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen