kinderpostzegel
- kin·der·post·ze·gel
- samenstelling van kind en postzegel met het invoegsel -er- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kinderpostzegel | kinderpostzegels |
verkleinwoord |
de kinderpostzegel m
- postzegels waarvan de toeslag, het bedrag boven op de frankeerwaarde, gebruikt wordt voor projecten die ten goede komen aan de jeugd
- Een sprong in het diepe. Zo voelt het als je van een appartement op de vijfde verdieping - hoog en droog - verhuist naar een eengezinswoning op de begane grond. Een huis met een tuin met een trampoline en een rekstok en barbecuende buren. En met een voordeur die binnen handbereik komt van krantenbezorgers en kinderpostzegels, godsdienstwaanzinnigen en stofzuigerverkopers. Raar, als je altijd twintig meter boven het maaiveld woonde: opeens kan de boze buitenwereld aanbellen. [2]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord kinderpostzegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Marc Hijink 26 januari 2016