kinderzegel
- Geluid: kinderzegel (hulp, bestand)
- kin·der·ze·gel
- samenstelling van kind en zegel met het invoegsel -er- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kinderzegel | kinderzegels |
verkleinwoord |
de kinderzegel m
- kinderpostzegel
- Wie bij de giften zo nauwkeurig op de kleintjes let, mag de toeslag op de kinderzegels niet over het hoofd zien. Ook hier geldt trouwens de eis van de bewijsbaarheid. Veruit het meeste geld uit fondswerving komt overigens binnen door periodieke bijdragen. Doorgaans zijn dat schenkingen via lijfrenten: toezeggingen voor minimaal vijf gelijke en onherroepelijke, jaarlijkse betalingen. [2]
1. kinderpostzegel
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord kinderzegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Aertjan Grotenhuis 10 december 1998