stamp
- stamp
- zn: van Middelnederlands stamp; naamwoord van handeling van stampen ww (zonder -en) [1]
- ww: stampen ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stamp | stampen |
verkleinwoord | stampje | stampjes |
de stamp m
- ram, trap, schop
- (Amsterdammer:) Moet je een stamp voor je kop?
vervoeging van |
---|
stampen |
stamp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stampen
- Ik stamp.
- gebiedende wijs van stampen
- Stamp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stampen
- Stamp je?
- Het woord stamp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stamp" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: stamp (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
stamp | stamps |
stamp