stampen
- stam·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stampen |
stampte |
gestampt |
zwak -t | volledig |
stampen
- inergatief met kracht de voet op de grond doen belanden
- Hij stampte van woede.
- overgankelijk iets fijn maken door er een zwaar voorwerp op te laten belanden
- Zal ik die muisjes stampen?
- inergatief (luchtvaart) Met stampen wordt in de luchtvaart een beweging om de dwars-as aangeduid.
- inergatief (scheepvaart) van een schip een knikkende beweging maken in de lengterichting van het schip
- De storm deed het schip stampen en slingeren.
2. iets fijn maken door er een zwaar voorwerp op te laten belanden
de stampen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stamp
- Het woord stampen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stampen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stampen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stampen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be