stamper
- stam·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stamper | stampers |
verkleinwoord | stampertje | stampertjes |
de stamper m
- (ook (huishouden)) instrument waarmee men iets fijnstampt
- in het bijzonder in samenhang met het gebruik van een vijzel -> vijzelstamper
- (biologie) zich in het midden van de bloem bevindend vrouwelijk orgaan, dat bestaat uit vruchtbeginsel, stijl en stempel
- iemand die stampt
- (muziek) sterk ritmische melodie -> discostamper, soulstamper
- (militair) laadstok van een ouderwets vuurwapen
- (Zuidnederlands) snoepgoed op een stokje (lekstok, lolly)
2. vijzelstamper
- Het woord stamper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stamper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be