Pilon et mortier
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pilon     le pilon     pilons     les pilons  

pilon m

  1. (gereedschap) stamper (bij een vijzel)
  2. (spreektaal) joint, stickie, toeter
    «Seb m’a laissé tirer un peu sur le pilon qu'il venait de rouler.»
    Seb heeft me van de joint laten trekken die hij net had gedraaid. [1]