moker
- mo·ker
- In de betekenis van ‘breekhamer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1657 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | moker | mokers |
verkleinwoord | mokertje | mokertjes |
de moker m
- (gereedschap) een zeer zware hamer met korte steel, die gewoonlijk voor smeed-, hak- en breekwerk gebruikt wordt
- Voor het hanteren van een moker moet men een sterke hand hebben.
1. zware hamer met korte steel
vervoeging van |
---|
mokeren |
moker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mokeren
- Ik moker.
- gebiedende wijs van mokeren
- Moker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mokeren
- Moker je?
- Het woord moker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "moker" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "moker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
moker