aambeeld

- aam·beeld
- In de betekenis van ‘blok waarop metalen bewerkt worden’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- Vermoedelijk een leenvertaling van het Latijnse incus. Het eerste deel is dan eigenlijk het voorzetsel aan, waarna als gevolg van regressieve assimilatie een verschuiving van -n- naar -m- heeft plaatsgehad. Het tweede deel hangt o.a. samen met het Engelse beat, maar is vervormd onder invloed van beeld [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aambeeld | aambeelden |
verkleinwoord | aambeeldje | aambeeldjes |
het aambeeld o
- (techniek) (gereedschap) het ijzeren smeedblok waarop de smid het gloeiend metaal smeedt
- (anatomie) gehoorbeentje
- (meteorologie) een paddenstoelvormige wolk die zich soms boven een buienwolk ontwikkelt
- [1] smidse, smeedijzer, smeedstaal, tas
1.
- Het woord aambeeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aambeeld" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aambeeld" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aambeeld op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be