beitel

- bei·tel
de beitel m
- (gereedschap) een staafvormig, scherp stuk gereedschap met een punt of wigvormige snede aan de "kopse kant"
- De beitel is voor hak- en snijwerk bij menig vakman in gebruik.
- ▸ Ruim anderhalf uur na zijn vertrek kwam hij met een schroevendraaier en een beitel de hotelkamer binnen.[3]
|
1. een scherp stuk gereedschap met een wigvormige snede
- Het woord beitel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beitel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "beitel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ beitel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be