vuist
- vuist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuist | vuisten |
verkleinwoord | vuistje | vuistjes |
- gebalde hand, een knuist
- Hij gaf hem een klap met zijn vuist.
- (gereedschap) en zware hamer met een korte steel
- Met een koudbeitel en vuist werd de vastgeroeste moer er grofweg afgeslagen.
- (2) moker
- [1]: een vuist maken
de krachten verzamelen om tegen iets op te treden
- [1]: voor de vuist weg
- [1]: op de vuist gaan
- [1]: uit het vuistje eten
met de handen eten
- [1]: in zijn vuistje lachen
achter de hand lachen om iemands onhandigheid/afgang
- [1]: de vuist ballen
alle vingers van de hand buigen zodat de hand als geheel een bolvorm krijgt
- • Ook hij balde zijn rechtervuist, maar zijn linkerhand wees daarentegen onverbiddelijk naar de middenstip. [3]
- [1]: met ijzeren vuist regeren
zeer krachtig en veelal ondemocratisch leiding geven
- ∗ Tegen de tijd dat ik hem ontmoette, was hij een despoot die met ijzeren vuist regeerde en geen enkele ongehoorzaamheid van zijn minderen duldde.[4]
1. gebalde hand
2. zware hamer
- Het woord vuist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vuist" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vuist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vuist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be