frankeerzegel
- fran·keer·ze·gel
- samenstelling van frankeer ww en zegel [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frankeerzegel | frankeerzegels |
verkleinwoord | - | - |
de frankeerzegel m
1. zie: postzegel
- Het woord frankeerzegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.