onderdeel
- on·der·deel
- samenstelling van onder vz en deel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderdeel | onderdelen |
verkleinwoord | onderdeeltje | onderdeeltjes |
het onderdeel o
- een (gespecialiseerd) deel (component) van een groter geheel
- Het onderdeel stroomvoorziening is onmisbaar voor het functioneren van ons bedrijf.
- ▸ Zo is het ook met die straathoek aan het Lodewijk Napoleonplein. Het plein is onderdeel van het Rooie Dorp, de oostelijke arbeiderswijk waar Muskee is opgegroeid. We zijn er gek genoeg niet geweest op de omzwervingen door zijn leven, maar hij heeft er des te meer over verteld.[1]
- ▸ Het was een gekke gewaarwording om na alle drukte van thuis helemaal alleen te lopen als een klein onderdeel van het landschap.[2]
- bestanddeel, component, bouwsteen, element, orgaan, half-fabrikaat, module, partij, part, groep, afdeling, discipline, sector, klasse, tak, vak, eenheid, unit, legereenheid, divisie, squadron, hoofdstuk, aflevering, fragment,
- Het woord onderdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderdeel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be