• frag·ment
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gedeelte’ voor het eerst aangetroffen in 1787 [1]
  • Van het Engelse fragment
enkelvoud meervoud
naamwoord fragment fragmenten
verkleinwoord fragmentje fragmentjes

het fragmento

  1. een gedeelte.
  2. een stukje, een brok.
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


fragment m

  1. fragment


fragment m

  1. fragment


  • IPA: /fragmɛnt/
  • frag·ment

fragment monbezield

  1. fragment