• di·vi·sie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grote afdeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1365 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord divisie divisies
verkleinwoord - -

de divisiev

  1. legereenheid van 15.000 man, verdeeld in een aantal brigades
  2. afdeling van een vloot
  3. afdeling in de sportcompetitie
    • Het eerste elftal van Ajax speelt in de eredivisie. 
  4. (bedrijfskunde) zelfstandig onderdeel van een grote onderneming
  5. (wiskunde) deling
  6. koppelteken
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]