• af·le·ve·ring
1 enkelvoud meervoud
naamwoord aflevering afleveringen
verkleinwoord afleverinkje afleverinkjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord aflevering -
verkleinwoord - -

de afleveringv

  1. elk onderdeel van een tv-serie dat op regelmatige tijden wordt uitgebracht of uitgezonden
    • Ik heb die aflevering al drie keer gezien! 
     Het beeld dat u schetst hoort echter meer thuis in een aflevering van The Sopranos.[1]
     Van Veen, die al in de eerste aflevering in 1990 te zien was, hoorde vorig jaar dat ze uit de serie werd geschreven. In december werd de laatste aflevering uitgezonden waarin ze nog te zien was.[2]
  2. het afleveren van iets
    • De aflevering van deze goederen zal door het noodweer wat vertraagd worden. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  2.   Weblink bron “'Weggestuurde' Babette van Veen keert alweer terug in GTST” (26 juni 2022), NU.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be