hersenen
- her·se·nen
- alleen meervoud van Middelnederlands hersene, in de betekenis van ‘deel van centrale zenuwstelsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240. Tegenwoordig komt alleen het meervoud nog voor. [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | hersenen hersens |
verkleinwoord | - | hersentjes |
de hersenen mv
- (anatomie) waarnemend, aansturend, controlerend en informatieverwerkend orgaan in dieren
- De chirurg voert een operatie op de hersenen uit.
- (figuurlijk) denkvermogen, intelligentie
- Veel hersenen heeft hij niet.
|
1. brein
- Het woord hersenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hersenen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hersenen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "hersenen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be