• her·se·nen
enkelvoud meervoud
naamwoord - hersenen
hersens
verkleinwoord - hersentjes

de hersenenmv

  1. (anatomie) waarnemend, aansturend, controlerend en informatieverwerkend orgaan in dieren
    • De chirurg voert een operatie op de hersenen uit. 
  2. (figuurlijk) denkvermogen, intelligentie
    • Veel hersenen heeft hij niet. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]