Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·sen·aan·doe·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hersenaandoening hersenaandoeningen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hersenaandoeningv

  1. (medisch) ziekte van de hersenen
    • Een op de vier Nederlanders heeft een hersenaandoening. Vorig jaar stonden er 3,8 miljoen mensen met een hersenaandoening geregistreerd bij de huisarts. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen