• her·sen·tjes
enkelvoud meervoud
naamwoord - hersens
verkleinwoord - hersentjes

de hersentjesmv

  1. (letterlijk) kleine hersens; verkleinwoord van hersens of hersenen
    • Na de geboorte hebben de hersentjes mede niet weinig te lijden, (...) [1]
  2. (figuurlijk) geringe verstandelijke vermogens
    • Het is nauwelijks denkbaar dat die oppervlakkige en botte hersentjes oog en oor voor die literatuur hebben gehad. [2]