Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gods·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord godsdienst godsdiensten
verkleinwoord godsdienstje godsdienstjes

Zelfstandig naamwoord

de godsdienstm

  1. een geloof en alle daar bij horende rituelen en doctrines
    • Een christen is iemand die de christelijke godsdienst aanhangt. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen