godsdienstig
- gods·dien·stig
- Afgeleid van godsdienst met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | godsdienstig | godsdienstiger | godsdienstigst |
verbogen | godsdienstige | godsdienstigere | godsdienstigste |
partitief | godsdienstigs | godsdienstigers | - |
godsdienstig
- (religie) zich op het religieuze richtend
- Hij is na die ervaring een stuk godsdienstiger geworden.
- op de godsdienst betrekking hebbend
- Zelfs de koning woonde deze godsdienstige plechtigheid bij.
2. op de godsdienst betrekking hebbend
- Het woord godsdienstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "godsdienstig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be