Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gods·dien·stig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen godsdienstig godsdienstiger godsdienstigst
verbogen godsdienstige godsdienstigere godsdienstigste
partitief godsdienstigs godsdienstigers -

Bijvoeglijk naamwoord

godsdienstig

  1. (religie) zich op het religieuze richtend
    • Hij is na die ervaring een stuk godsdienstiger geworden. 
  2. op de godsdienst betrekking hebbend
    • Zelfs de koning woonde deze godsdienstige plechtigheid bij. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be