• gods·dienst·leer
enkelvoud meervoud
naamwoord godsdienstleer
verkleinwoord

de godsdienstleerv / m [1]

  1. (religie) de leer van een bepaalde religie
  2. (religie) (onderwijs) onderwijs over een bepaalde religie
     Sinds 1976 geef ik godsdienstleer, Nederlands en Engels aan klassen van 12 tot 32 leerlingen (tso-bso, nijverheidsonderwijs). Beide extremen bleken geen onverdeeld succes. Niet voor mij en voor mijn zwakste leerlingen nog veel minder. Ja, het klopt dat de kwaliteit van het leerproces niet per se stijgt bij een klas van twaalf leerlingen. Daarover is iedereen het eens, met uitzondering van mijn collega's in het buitengewoon onderwijs waar een klas van twaalf al een gerechtvaardigde en toch vaak overschreden limiet is. Evenzeer waar is dit: terecht beklagen leerlingen, ouders én leerkrachten zich bij machteloze directies over rumoerige groepen van zevenentwintig. Hoe stuur je even zo veel adolescenten bij een discussie over drugs, stemplicht of relaties?[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bertin Sanders
    “Gezocht: Tarzan/Jane voor het onderwijs” (19 FEBRUARI 2013), De Standaard