godsdienstleraar
- gods·dienst·le·raar
- samenstelling van godsdienst en leraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | godsdienstleraar | godsdienstleraars godsdienstleraren |
verkleinwoord | - | - |
de godsdienstleraar m
- (religie) (onderwijs) (beroep) leraar die godsdienstonderricht geeft
- (onderwijs) (beroep) een leraar die les geeft in het schoolvak waarin kinderen leren over de religies van de wereld.
- [1] predikant, pastoor, rabbijn, moellah
- [2] aardrijkskundeleraar, biologieleraar, economieleraar, geschiedenisleraar, handvaardigheidleraar, informaticaleraar, muziekleraar, natuurkundeleraar, scheikundeleraar, sportleraar, techniekleraar, tekenleraar, wiskundeleraar
- [2] godsdienstboek, godsdienstles, godsdienstlerares, godsdienstlokaal, godsdienstonderwijs
- Het woord godsdienstleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.