aardrijkskundeleraar
- aard·rijks·kun·de·le·raar
- samenstelling van aardrijkskunde en leraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardrijkskundeleraar | aardrijkskundeleraars, aardrijkskundeleraren |
verkleinwoord | aardrijkskundeleraartje | aardrijkskundeleraartjes |
de aardrijkskundeleraar m
- (onderwijs) (beroep) een leraar die les geeft in het schoolvak waarin de aarde en het aardoppervlak wordt behandeld.
- biologieleraar, economieleraar, geschiedenisleraar, godsdienstleraar, handvaardigheidleraar, informaticaleraar, muziekleraar, natuurkundeleraar, scheikundeleraar, sportleraar, techniekleraar, tekenleraar, wiskundeleraar
- aardrijkskundeboek, aardrijkskundeles, aardrijkskundelerares, aardrijkskundelokaal, aardrijkskundeonderwijs
- Het woord aardrijkskundeleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.