geschiedenisleraar
- ge·schie·de·nis·le·raar
- samenstelling van geschiedenis en leraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geschiedenisleraar | geschiedenisleraars geschiedenisleraren |
verkleinwoord | geschiedenisleraartje | geschiedenisleraartjes |
de geschiedenisleraar m
- aardrijkskundeleraar, biologieleraar, economieleraar, godsdienstleraar, handvaardigheidleraar, informaticaleraar, muziekleraar, natuurkundeleraar, scheikundeleraar, sportleraar, techniekleraar, tekenleraar, wiskundeleraar
- geschiedenisboek, geschiedenisles, geschiedenislerares, geschiedenislokaal, geschiedenisonderwijs
- Het woord geschiedenisleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.