natuurkundeleraar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·tuur·kun·de·le·raar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van natuurkunde en leraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natuurkundeleraar | natuurkundeleraars natuurkundeleraren |
verkleinwoord | natuurkundeleraartje | natuurkundeleraartjes |
Zelfstandig naamwoord
de natuurkundeleraar m
- (onderwijs) (beroep) een leraar die les geeft in de wetenschap van algemene eigenschappen van materie, straling en energiegeschiedenis.
Verwante begrippen
- aardrijkskundeleraar, biologieleraar, economieleraar, geschiedenisleraar, godsdienstleraar, handvaardigheidleraar, informaticaleraar, muziekleraar, scheikundeleraar, sportleraar, techniekleraar, tekenleraar, wiskundeleraar
- natuurkundeboek, natuurkundeles, natuurkundelerares, natuurkundelokaal, natuurkundeonderwijs
Gangbaarheid
- Het woord natuurkundeleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.