1. Twee cavia's.
  • ca·via
enkelvoud meervoud
naamwoord cavia cavia's
verkleinwoord caviaatje caviaatjes

de caviav / m

  1. (knaagdieren) benaming voor knaagdieren uit het geslacht Cavia  , van oorsprong afkomstig uit Zuid-Amerika, die vooral als huisdier gehouden worden
    • Wij hebben een cavia thuis. 
    • Dat de cavia een huisdier is danken we aan de Inca’s. Die domesticeerden het beestje zo’n 3.000 jaar geleden in Peru. Sindsdien is de cavia - cuy in het Spaans - een belangrijke voedselbron voor Peruanen.[2] 
     Een aardige vrouw met de herseninhoud van een cavia.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]