Nederlands

 
caviakooi
Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·via·kooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord caviakooi caviakooien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de caviakooiv / m

  1. een gesloten ruimte met tralies waarin men een cavia als huisdier kan houden
     Aanvankelijk reageerden de Duitsers enthousiast, tot Bruno een notoire schapendoder bleek te zijn. In zes weken heeft hij enkele tientallen schapen gedood tijdens zijn strooptochten. Ook bijenkorven en kippenhokken en zelfs caviakooitjes laat de beer niet altijd ongeopend.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jan van de Legemate
    “Bruno de beer is iedereen te slim af” (23 juni 2006), Reformatorisch Dagblad