Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avers
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] van het Frans [1]
  • [2] van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord avers -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

avers

  1. voor-zijde (beeldzijde) van een muntstuk, penning of medaille [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen avers averser averst
verbogen averse aversere averste
partitief avers aversers -

Bijvoeglijk naamwoord

avers [4]

  1. afkerig [5]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • avers

Zelfstandig naamwoord

avers monbezield

  1. avers; de voorzijde van munten of waardepapier
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen