aversie
- aver·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afkeer’ voor het eerst aangetroffen in 1593 [1]
- afgeleid van het Franse aversion of daarvoor van het Latijnse 'aversiō'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aversie | aversies |
verkleinwoord | - | - |
de aversie v
- afkeer, tegenzin
- ▸ Naargelang ze de site vaker bezochten, groeide hun aversie tegen het all-inclusive systeem.[2]
- Het woord aversie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aversie" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aversie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be