• pan·na
enkelvoud meervoud
naamwoord panna panna's
verkleinwoord

de pannav / m

  1. (voetbal) de bal tussen de benen van de verdedigende tegenstander heen spelen
    • Hierna kregen de Red Bull-racers de kans om elkaar te poorten. En de Nederlander doet het zelfs ultiem: hij geeft zijn Australische teamgenoot zelfs een panna achter zijn standbeen. Na de nodige ’oehs’ en ’aahs’ moet Ricciardo zijn meerdere erkennen in Verstappen. Na de ’vernedering’ klapt hij dan ook voor de panna. [1] 
    • Wijkagent Niels Euren in Almelo is de beroerdste niet. Toen freestylevoetballer Soufiane Touzani - die op YouTube ruim 720.000 volgers heeft - hem vroeg of hij hem een panna mocht geven, zei de agent van het politiekorps in Almelo volmondig ja. [2] 
59 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[3]
  1. De Telegraaf 8 november 2018 Video - Verstappen geeft Ricciardo ’panna’
  2. Tubantia R. Hemmink 23 april 2019 Agent in Almelo ‘slachtoffer’ van YouTube-sensatie
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


panna v

  1. juffrouw; jonge, gewoonlijk ongehuwde, vrouw


panna v

  1. maagd; iemand die nog nooit geslachtsgemeenschap gehad heeft, specifiek jonge vrouwen


  • pan·na

panna v

  1. maagd; iemand die nog nooit geslachtsgemeenschap gehad heeft, specifiek jonge vrouwen
  2. pop; nagemaakte mens, meest als speeltuig
  3. kop; opzijde van geldstuk
  4. mannequin, etalagepop
  1. panenka v
  2. hlava v, avers / averz monbezield
  1. panic
  2. paňáca, panďulák, panák
  3. orel mbezield, revers / reverz monbezield