1. Een winterkoning, Troglodytes troglodytes.
  • win·ter·ko·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord winterkoning winterkoningen
verkleinwoord winterkoninkje winterkoninkjes

de winterkoningm

  1. (zangvogels) klein gedrongen vogeltje met opgewipt staartje, Troglodytes troglodytes  
     Lyrisch verhaalt Moss over het bijzondere, bolvormige nest van de winterkoning en over zijn grote eetlust (de vogel eet per dag tot de helft van zijn eigen lichaamsgewicht – „voor een volwassen man het equivalent van dagelijks 100 tot 200 Big Macs”).[5]
  • In het spraakgebruik is het verkleinwoord "winterkoninkje" de gangbare vorm.