• match
  • Leenwoord uit het Engels, voor de verdere etymologie zie aldaar. In de betekenis van ‘sportwedstrijd’ voor het eerst aangetroffen in 1836 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord match matchen
matches
verkleinwoord - -

dematchv/m [3]

  1. (sport) wedstrijd
  2. het bij elkaar passen
    • Barman Victor Abeln liet gisteren aan RTL Boulevard weten dat meer dan de helft van de ontmoetingen tijdens het vorige seizoen heeft geleid tot een match. Hij gaat ook in de nieuwe reeks weer drankjes en hapjes serveren aan naar liefde en een relatie hunkerende mannen en vrouwen. [4] 
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]