lucifer
Niet te verwarren met: Lucifer |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lu·ci·fer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vlamhoutje’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lucifer | lucifers |
verkleinwoord | lucifertje | lucifertjes |
Zelfstandig naamwoord
de lucifer m
- een stokje met een zwavelkopje, dienende om vuur te maken
- De lucifer knakte, maar de jongen probeerde hem toch nog aan te ontvlammen.
Afgeleide begrippen
- luciferdoos, luciferdoosje, luciferfabriek, luciferhoutje, lucifersdoosje, lucifershout, lucifershoutje
Vertalingen
1. een stokje met een zwavelkopje, dienende om vuur te maken
Gangbaarheid
- Het woord lucifer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lucifer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "lucifer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lucifer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be