lentemaand
- Geluid: lentemaand (hulp, bestand)
- IPA: /ˈlɛntəmant/
- len·te·maand
- In de betekenis van ‘maart’ voor het eerst aangetroffen in 1050 [1]
- [1] samenstelling van lente en maand
- [2] van Oudnederlands lentinmanoth, "maand waarin de lente begin"[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lentemaand | lentemaanden |
verkleinwoord | lentemaandje | lentemaandjes |
de lentemaand v
- (tijdrekening) de derde, vierde of de vijfde maand van het jaar
- Maart, april en mei zijn lentemaanden .
- oude naam voor de derde maand van het kalenderjaar
1. lentemaand
- Het woord lentemaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lentemaand" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lentemaand" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lentemaand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. WesterhofHuishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be