louwmaand
- louw·maand
- van Middelnederlands loumaent; vermoedelijk samenstelling van looien en maand, in de betekenis van ‘januari’ aangetroffen vanaf 1240 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | louwmaand | louwmaanden |
verkleinwoord | louwmaandje | louwmaandjes |
- (tijdrekening) eerste maand van het kalenderjaar
- Het woord louwmaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "louwmaand" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ louwmaand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "louwmaand" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. WesterhofHuishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be