oogstmaand
- Geluid: oogstmaand (hulp, bestand)
- IPA: /ˈoχstmant/
- oogst·maand
- samenstelling van oogst en maand ; waarbij oogst zelf weer een oudere afleiding van augustus is[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogstmaand | oogstmaanden |
verkleinwoord | oogstmaandje | oogstmaandjes |
- achtste maand van het kalenderjaar
- Het woord oogstmaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogstmaand" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ oogstmaand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. WesterhofHuishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be