haai
- Geluid: haai (hulp, bestand)
- IPA: / haj / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ɦaɪ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /ɦaɪ̯/
- (Limburg): /haːɪ̯/
- haai
de haai m
- (kraakbeenvissen) benaming voor roofvissen uit de superorde Selachimorpha
- (scheldwoord) hebzuchtig, inhalig persoon (met een grote bek)
|
1. benaming voor roofvissen uit de superorde Selachimorpha
- Het woord haai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haai" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ haai op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "haai" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be