• haai·en·tand
  • samenstelling van  haai zn  en  tand zn  met het invoegsel -en-  [1]
    • [2] omdat de kleur en vorm aan een rij haaientanden doet denken, in de betekenis ‘markering voorrangsweg’ aangetroffen vanaf 1967 (zie vindplaats hieronder) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord haaientand haaientanden
verkleinwoord haaientandje haaientandjes

de haaientandm

  1. (zoötomie) tand van een haai
    • Haaientanden vallen regelmatig uit en worden dan vervangen. 
  2. (verkeer) (figuurlijk) elk van de witte driehoeken die in een rij haaks op het wegdek worden aangebracht bij een kruising om aan te geven dat er voorrang verleend moet worden
    • Hij had de haaientanden niet gezien. 
     Tot slot zullen er, het werk van het laatste uur, op het wegdek van een honderd zijstraten „haaientanden" geschilderd worden.[3]
  • In de tweede betekenis is het meervoud de gangbare vorm.