haaiig
- haai·ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | haaiig | haaiiger | haaiigst |
verbogen | haaiige | haaiigere | haaiigste |
partitief | haaiigs | haaiigers | - |
haaiig
- (psychologie) scherp
- Het is niet zo gek om te denken (ik was zelf het kind dat zo dacht) dat kat de man en poes de vrouw is. We noemen een haaiig mens een kat en een snoezig mens een poes. Een bijdehand kind is kattig, een lief kind is poezelig. [1]
- Het woord haaiig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haaiig" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC 14 mei 1993
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be