bis
![]() |
- bis
bis
- nog eens roep vanuit het publiek om een toegift
- Het enthousiaste publiek gaf een staande ovatie en riep bis! bis!.
- (muziek) een met een halve toon verhoogde toon "b"
- De toon “bis” klinkt in de getempereerde stemming gelijk aan de toon “c”.
- (muziek) de grondtoon (tonica) van de “bis-mineurtoonladder”, een toonladder met 9 kruisen als voortekens, tevens een korte aanduiding van die toonladder
- Een muziekstuk in bis wordt daargaans genoteerd in het gelijkklinkende c-mineur, dat slechts drie mollen als voortekens heeft.
- (muziek) de grondtoon van het “bis-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon
- De drie tonen van het bis-mineurakkoord (symbool: B#m) in grondligging, zijn: bis - dis - fisis.
- extra toevoegsel bij een huisnummer (meestal worden hiervoor echter de letters van het alfabet gebruikt)
- Hij woonde op nummer 30 bis
- [1] bes
- [2] Bis, Bis-groot, Bis-majeur, Bis-grotetertstoonladder
- [3] Bis, Bis-groot, Bis-majeurakkoord
2. bis-kleinetertstoonladder
- Het woord bis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bis" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- bis
bis
- «Bis 1945 hod Dãnzig zum Deitschen Reich ghärt»
- Tot 1945 heeft Gdanśk van de Duitse Rijk behoort.
- «Bis 1945 hod Dãnzig zum Deitschen Reich ghärt»
- bis