terminal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ter·mi·nal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eindstation’ voor het eerst aangetroffen in 1973 [1]
- van Engels terminal [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terminal | terminals |
verkleinwoord | terminaltje | terminaltjes |
Zelfstandig naamwoord
terminal m
- (informatica) een apparaat waarmee een computer op afstand interactief te bedienen is
- (transport) distributie- of transportknooppunt, zoals een overslagterrein bij een haven of een overstapknooppunt
- (verkeer) de ruimte op een vliegveld of in een haven waar passagiers aankomen en vertrekken
Hyponiemen
- [2] lng-terminal
Gangbaarheid
- Het woord terminal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "terminal" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "terminal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ terminal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
terminal | terminals |
Zelfstandig naamwoord
terminal
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- ter·mi·nal
enkelvoud | meervoud |
---|---|
terminal | terminales |
Zelfstandig naamwoord
terminal v
Verwante begrippen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | terminal | terminales |
vrouwelijk | terminal | terminales |
Bijvoeglijk naamwoord
terminal
Verwijzingen
- terminal in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española