Huidig
bestand
18
  • -a·ris

-aris [1]


Huidig
bestand
5

-āris

  1. vormt bijvoeglijke naamwoorden van zelfstandige naamwoorden of hoofdtelwoorden, behorende tot.
    «jubileum → jubilaris»
    feest → feestvierend, feestvierder
    «tertius → tertiaris»
    derde → (lid) van de derde orde