missionaris
- Geluid: missionaris (hulp, bestand)
- mis·si·o·na·ris
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rooms-katholieke zendeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1777 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | missionaris | missionarissen |
verkleinwoord | missionarisje | missionarisjes |
de missionaris m
- iemand door de katholieke kerk gezonden om het geloof te verbreiden
- De missionaris richtte een ziekenzaaltje op.
- Het woord missionaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "missionaris" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "missionaris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be