• le·ga·ta·ris
  • uit het Latijn[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord legataris legatarissen
verkleinwoord

de legatarism

  1. (juridisch) iemand aan wie een legaat ontvangt
     De Koning Boudewijnstichting is aangesteld als algemeen legataris, wat inhoudt dat de stichting voorlopig eigenaar blijft van het pand. De plannen voor het mooie stuk vastgoed aan de Bondgenotenlaan, zijn nog onbekend.[2]
23 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ruben De Keyser
    “Spotgoedkope luxehandtassen voor goede doel” (26/04/2019), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be