dromedaris
- Geluid: dromedaris (hulp, bestand)
- dro·me·da·ris
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hoefdier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dromedaris | dromedarissen |
verkleinwoord | dromedarisje | dromedarisjes |
de dromedaris m
- (evenhoevigen) Camelus dromedarius , herkauwer uit Afrika met vetbult op de rug
- (vlinders) Notodonta dromedarius een nachtvlinder uit de familie Notodontidae, de tandvlinders. De voorvleugellengte bedraagt tussen de 18 en 24 millimeter. De soort komt verspreid over Europa en Klein-Azië voor. Hij overwintert als pop
1. Camelus dromedarius, herkauwer uit Afrika met vetbult op de rug
- Het woord dromedaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dromedaris" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dromedaris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be