kamelen
- (IPA in voorbereiding)
- ka·me·len
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamelen | |
verkleinwoord |
de kamelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kameel
- meervoudsvorm als officiële benaming (evenhoevigen) Camelus een geslacht van evenhoevige zoogdieren uit de familie van de kameelachtigen (Camelidae). De wetenschappelijke naam van het geslacht werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Tot dit geslacht horen twee recente soorten, de wilde kameel (Camelus ferus) en de dromedaris (Camelus dromedarius). Beide soorten leven in de drogere streken van Noord-Afrika, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Azië. De soorten kunnen met elkaar kruisen. Een kruising tussen een dromedaris en een kameel (hybridekameel) is groter dan de beide ouderdieren, en heeft een zeer grote bult
- [2] dromedaris, kameel, wilde kameel
- kameelachtig, kameelachtige, kameeldoorn, kameeldrijver, kameelgeit, kameelhaar, kameelhals, kameelharen, kameelhoeder, kameelhooi, kameelkleur, kameelkleurig, kameelmelk, kameelneus, kameelpaard, kameelpardel, kameelpiste, kameelruiter, kameelschaap, kameelveulen, kameelwol, kameelzadel, kameelleer, kamelenchocolade, kamelendrijver, kamelenhoest, kamelenkuch, kamelenmaag, kamelenmarkt, kamelenmelk, kamelenneuker, kamelenneus, kamelenrace, kamelenrug, kamelenstront, kamelenteen, kamelentocht, kamelenvlees, kamelenweg, kamelenzadel
- Het woord kamelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.