wisselen
- wis·se·len
- In de betekenis van ‘ruilen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wisselen |
wisselde |
gewisseld |
zwak -d | volledig |
wisselen
- inergatief veranderen
- Hij moest van de leraar van plaats wisselen.
- inergatief op een ander spoor overgaan van treinen
- De trein moest snel wisselen.
- overgankelijk het een voor het ander nemen of geven
- Kunt u dit product voor mij wisselen?
- overgankelijk groot geld ruilen voor klein geld of geld ruilen voor andere valuta
- Ik wil graag honderd euro wisselen. Kan dat hier?
- wisselen van woorden of gedachten: met elkaar praten; voeren van een gesprek
- [5] woordenwisseling
|
1.
- Het woord wisselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wisselen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "wisselen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be